PRONKSTUKKEN | STADSBOEREN

Het Kampen van nu zal wat verschillen van het Kampen van de 15e eeuw. In die tijd woonden er ongeveer 6000 tot 8000 mensen in de stad. Grofweg was dit dan het gebied Bovenkerk, langs de Burgel, tot aan onze Hagenkade/ Buitenkade. Ook de stadsrand kan hierin worden meegenomen. Het waren niet alleen de bewoners, maar ook de bedrijvigheid van deze mensen, dat veel ruimte eiste.

Stank in de stad?

Er was lawaai, stank en gevaar. Riolering kende men nog niet, waardoor de geuren iets anders zullen zijn geweest dan nu. Maar in die tijd wist men niet beter… Hoezo: Stank? Bovendien waren er nogal wat dieren in de stad, van varkens tot koeien. Die dieren verbleven wel vaak op de gemeenschappelijke stadsweiden maar een stal binnen de stad voor deze dieren was een must.

Rond 1415 kwamen vanuit het stadsbestuur bepalingen, die zouden leidden tot het ontstaan van de Kamper stadsboeren. Iedereen, die vier tot vijf jaar binnen de stadsmuren woonde, kreeg toen het recht om aan aantal stuks vee te mogen sturen naar de stadsweiden. Dit, tegen een geringe betaling. In 1460, bij de stadsuitleg, werkte men zo dat ongeveer vijf jaar later het stadsgebied bijna verdubbeld was. Veel stadsboeren bleven zitten in de stad, tot in de twintigste eeuw. Er waren grote delen binnen de stadsbebouwing met een open karakter met hooibergen, tuinen, boomgaarden en moestuinen.

Burgerweyden

Toen vanaf 1415 tot ongeveer 1558 veel mensen naar Kampen kwamen, deels omdat de regelingen om vee te mogen laten grazen op de ‘burgerweyden’, groeide dit de Magistraat boven het hoofd. Er werd een verdeling gemaakt tussen ‘Grootburgerrecht’ en ‘Kleinburgerrecht’. Het Grootburgerrecht was voor iedereen met burgererecht van de stad Kampen, die binnen de stadsmuren woonde én die het recht hadden vee op de gemeenschappelijke gronden te mogen laten grazen, te laten ’beslaan’. Het Kleinburgerrecht was dan voor diegenen die buiten de stad Kampen woonden en ook geen weiderechten hadden.

Burgerboek

In 1689 kwam er een systeem bij, op verzoek van inwoners van Brunnepe en de Haagen: Dit was het Buitenburgerschap. Dat was dan voor half geld met beperkte weiderechten. Het Grootburgerschap werd steeds duurder en werd een belangrijke inkomstenbron voor de stad Kampen. Getuige hiervan is een Burgerboek uit de periode 1672-1868, wat van die rijkdom getuigt: Het is gebonden in roodachtig leer en versierd met zilverbeslag en zilveren sloten. Voorop prijkt het stadswapen van de stad Kampen, eveneens in zilver.

In 1868 kostte het Grootburgerschap Fl. 600,-, een enorm bedrag in die tijd. Sindsdien werd het alleen nog maar door vererving verkregen en gold voor mannen én vrouwen. De vrouwen echter verloren hun rechten zodra ze gingen trouwen. Rond 1950 keerde het tij voor de Stadsboeren in Kampen, iets wat zich al had aangekondigd in de enkele jaren daarvoor. Vanwege hygiënische oogpunt en stadssanering werd de positie van de stadsboeren onhoudbaar, om nog naar te zwijgen van de verkeerstechnische situatie. Je kan moeilijk telkens kuddes koeien door een moderne stad leiden.. Vandaar, dat de stadsboer uit het straatbeeld van Kampen is verdwenen. De herinnering wordt nog wel levendig gehouden, zoals de Stadsboerderij aan de Groenestraat en de koegang in het Keizerskwartier.

Fotobijschrift 

F006290 Burgemeester H.M. Oldenhof en een gezelschap kijken naar een paard en wagen met hooi, die onder de Cellebroederspoort doorkomen. De datering van de foto is omstreeks 1949. 

Omschrijving Burgerboek Toegang 00002, inventarisnummer 334: Burgerboek 1672-1868. Boek met zilverbeslag, bladzijden van perkament. Band van eikenhouten platten, bespannen met roodgekleurd leer. Voorop in een zilveren stuk het Stadswapen van Kampen