PRONKSTUKKEN | ROKEN

Roken was in de eerste helft van de twintigste eeuw de meest normale zaak van de wereld en dat is lang zo gebleven, tot in de jaren ’60 en ’70. Mannen trokken zich na het avondeten terug in de ‘rookkamer’, om onderling te genieten van een goede sigaar. Daar, waar mannen actief waren, konden vrouwen uiteraard niet achterblijven. De laatste jaren echter wordt er een ontmoedigingsbeleid gevoerd om de mensen weg te houden van sigaretten en sigaren. De mentaliteit wordt meer en meer, dat kinderen er verre van moeten blijven. Jong geleerd is oud gedaan.

VOC

In de tijd van de Verenigde Oostindische Compagnie, de VOC vanaf 1602, werd tabak geteeld op plantages in wat later onze koloniën zijn geworden. Vooral Java en Sumatra in wat toentertijd Nederlandsch- Indië werd genoemd, leverde goede kwaliteit. Uiteindelijk werd er in de loop van de achttiende eeuw ook tabak geteeld in Nederland zelf.

Sigaren

Kampen heeft van oudsher een grote sigarenindustrie gehad. Veel inwoners van de stad waren werkzaam in deze branche. De van oorsprong Duitse ondernemer Johann Lehmkuhl was de eerste in Kampen die in 1826 hier begon met sigarenfabricage. Op een gegeven moment waren er ruim 100 fabrieken en fabriekjes, die zich in de stad met sigarenmaken bezig hielden.

De Voorstraat was in dit alles een belangrijke locatie o.a. vanwege La Bolsa. In 1892 waren er 35 fabrieken in Kampen. Vier daarvan hadden elk meer dan 1000 medewerkers en het weekloon kon wel oplopen tot FL. 22,- (is nu grofweg € 10). Dat betekende dat ruim een derde deel van de Kamper arbeidende klasse werkzaam was in de sigaren. Op deze wijze kon er een goede boterham worden verdiend, zeker in die dagen. In 1910 waren er al zo’n 114 fabrieken maar ook werd er door mensen veel thuis gewerkt. Op dit moment is er in Kampen nog één bedrijf op dit gebied van ambachtelijk werk actief: De Olifant.

Pruimtabak

Naast het roken van sigaretten en sigaren kun je nog op een andere manier nicotine binnenkrijgen, en wel door op bladeren van de tabaksplant te kauwen. Dat noem je dan ‘pruimen’. Pruimtabak was ook wijd en zijd in zwang. De oorsprong ervan komt van de Indianen in Zuid- Amerika. Matrozen bij de marine introduceerden het pruimen van tabak in Europa, omdat er aan boord niet gerookt mocht worden. Pruimen was dan een goed alternatief. In de twintigste eeuw werd in Amerika het kauwen op pruimtabak niet zo ernstig opgevat, maar wel het uitspugen van de pruimtabak als deze hun werking hadden verloren. Uitspuwen in openbare ruimten werd als onfatsoenlijk en onhygiënisch beschouwd. Oorspronkelijk werd binnenskamers hiervoor een kwispedoor gebruikt, een trechtervormige beker met een verwijde opening.

Snuiftabak

Een laatste hier genoemde vorm van het nuttigen van tabak is de snuiftabak. Dat moet je opsnuiven. Nu komt dit niet meer zo vaak voor, maar in de zeventiende eeuw was dit heel normaal. Het produceren van snuiftabak kan enkele jaren duren en een deel van het fabricageproces wordt ‘fermenteren’ genoemd. Tabak om te roken en te snuiven werd al dan niet bewaard in kostbare tabakspotten en – dozen van koper of zilver. Daarmee kon het nuttigen van dergelijke rookwaar ook gezien worden als een soort van statussymbool, waaraan een bepaalde welstand kon worden afgelezen.

Bronnen

Foto

F001866 1973. De fabricage van sigaren bij de firma Smit & Ten Hove.