PRONKSTUKKEN | OOGSTMAAND
Het begrip ‘Oogstmaand’ is normaliter een andere benaming voor de maand augustus. De term stamt uit de Franse Tijd, toen de maanden van de kalender andere benamingen kregen om de breuk met het verleden te benadrukken. Een breuk met het ‘Ancien regime’, zoals dat werd genoemd, de tijd waarin adel en geestelijkheid het voor het zeggen hadden en dat de derde stand, de burgerij, de andere standen moest gehoorzamen.
Een andere benaming van maanden in de kalender was slechts één uiting van die breuk, die verder ook in de politiek, wetgeving, kleding en literatuur was te bespeuren. Het moderne denken kwam immers op, mede onder invloed van de Verlichting, waarin de ‘rede’ en de menselijke ratio aan invloed en betekenis won ten koste van de Kerk.
Augustus Oogstmaand
Oogstmaand staat voor een zeer intensieve landbouwtijd, die vooral ook op Kampereiland en grote rol speelde. Kampereilanders woonden en werkten in een besloten sfeer van een eigen boerderij en erf en de pachters leefden vaak hieromheen. Het gemeenschapsleven was sterk ontwikkeld, omdat dit te maken had met onderlinge afhankelijkheid in geïsoleerde gebieden.
Kampereiland
Rond de Franse Tijd, in dit geval 1794, waren er zeventig erven op de Kampereilanden. Aan het begin van de negentiende eeuw was het zelfs zo, dat door aanslibbing aan zee grenzende erven opnieuw gevormd konden worden zodat uitbreiding van het aantal erven mogelijk was.
Hooi
Een belangrijke inkomstenbron was de hooiverkoop. De grootte van een erf kwam vooral tot uiting in de hoeveelheid gewonnen hooi. De hooiopbrengsten op Kampereiland waren zeer aanzienlijk. De bodemgesteldheid van de verhouding zeeklei en rivierklei is hier debet aan, wat een zeer gunstig effect had op de voedingswaarde van dat gras. Deze kwaliteit genoot zelfs landelijke bekendheid. Hiervoor werden dan ook zeer gunstige prijzen geboden.
Deze rendementen waren van groot belang voor de pachtboeren op Kampereiland. Het erf moest genoeg opbrengen. Als dit niet het geval was, kon een pachter van zijn erf afgeboden worden door een ander, waardoor hij genoodzaakt werd te vertrekken. Deze kans beliep je tot 1879-1880 om de tien jaar.
De hooioogst was arbeidsintensief, zodat de boeren voor die periode in het jaar extra mensen moest inhuren. Er werd dan van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat gewerkt, zolang het licht was. Tussen de middag werd een eet- en slaappauze ingelast behalve als de weersomstandigheden roet in het eten dreigde te gooien en de hooioogst bedreigde. Het hooi werd opgeslagen in hooibergen waarvan de aanleg en zeer secuur werkje was. Zo’n hooiberg mocht niet uitzakken en moest beschermd zijn tegen regen. Een sterke man, de afsteker, stak het hooi van de wagen naar een of twee personen die het hooi in de berg rond legden. Dit hooi diende dan gelijkmatig verdeeld te worden. Als het opstapelen te hoog werd, was er een mangat, waar precies een persoon inpaste die dan zodoende nog kon werken.
De afnemers van het hooi waren vaak bedrijven met een paardentractie, zoals het bekende bedrijf Van Gend en Loos, dat 500 paarden had. Maar ook de stallen van het Koninklijk Huis, diverse paardentrams (o.a. Amsterdam) en het leger waren grootafnemers.
Fotobijschrift
F001098 | Vervoer van het hooi afkomstig van het Kampereiland. Datering circa 1950