Kampen in de late middeleeuwen
In 1598 maakte Paul Utenwael de hierbij getoonde tekening. Van oorsprong was hij stempelsnijder van de Provinciale Munt. Dit houdt in, dat Utenwael wel gewend was in het maken van afbeeldingen.
Deze originele tekening is op een ondergrond geplakt en in 1921 door de toenmalige eerste vrouwelijke archivaris van Kampen, Clara Welcker, gebruikt om duidelijk te maken welke gebouwen in de late middeleeuwen waar in de stad te vinden waren.
Kampen was een ommuurde stad. Stadsmuren behoorden tot de stadsrechten. Nu heeft Kampen een uitgebreide verzameling documenten uit de middeleeuwen maar echte officiële stadsrechten, in de vorm van een daarvoor speciaal opgesteld document, zitten daar niet bij. Er zijn zelfs twijfels of dit document ooit echt heeft bestaan. Waarschijnlijk is het Kamper Stadsrecht in de loop ter tijden ontstaan uit het gewoonterecht.
Binnen die stadsmuren echter speelde de samenleving zich in alle finesses af. Veel mensen op een relatief klein oppervlak moesten met elkaar leven. Dit hield in dat er onderlinge afspraken waren die gehandhaafd moesten worden en ook dat dit soms mis ging. De stedelijke overheid moest dan ingrijpen en de orde herstellen. Ook dat was een onderdeel van het Stadsrecht.
Onlangs is er een boekwerk verschenen dat te raadplegen is op het Stadsarchief. Dit boekwerk, met als titel Berichten uit laatmiddeleeuws Kampen, laat een mooi beeld zien van het dagelijks leven uit de periode 1475-1604. De oorspronkelijke teksten komen uit een oud archiefstuk, namelijk het Liber Causarum.
Op deze manier is bijvoorbeeld op 2 december 1488 te lezen over een steekpartij in het koor van de Onze-Lieve-Vrouwenkerk of op 24 december van dat jaar hoe buren ruziën over het gebruik van een goot. Op 10 maart 1500 was er een flinke scheldpartij tussen Lambert de wever en Dirk van Remonde uit Deventer.
Uit het werk blijkt wel dat er in die tijd binnen Kampen diverse straffen werden uitgesproken. Zo kon men aan de kaak worden gesteld: publiekelijk te schande zetten aan een paal. Daarnaast kon men de stad uitgegooid worden (verbanning). Alles wat je niet onmiddellijk mee kon nemen was je dan kwijt, net als je broodwinning. Je moest dan maar zien waar je elders onderdak kreeg. Boetes moesten voldaan worden in geld of in stenen die dan werden gebruikt in, en voor, de stad. Hoe ernstiger het gepleegde misdrijf des te hoger de boete of des te meer stenen. Ook werden boetelingen gedwongen meerdere zondagen achtereen voor de processie uit te lopen die om het kerkhof van de kerk ging. Dit diende dan te gebeuren in een linnen gewaad en blootvoets met een waskaars in de hand die dan nadien in de kerk geofferd moest worden. Dit werd gezien als een zeer onterende straf. Als één van de ergste dingen waren wel overtredingen tegen het heersende geloof. Je was dan een ketter. Hierop stond bijvoorbeeld onthoofding of levend begraven worden.