Ridderschap
De verhalen van Koning Arthur en zijn ridders van de Ronde Tafel, die spannende avonturen beleven, zijn erg bekend. Deze ridders zijn dan vaak op zoek naar de Heilige Graal.
De graal is de beker die Jezus Christus zou hebben gebruikt bij het Laatste Avondmaal. Anderen beweren echter dat het een schaal was waarin het bloed van de gekruisigde Christus zou zijn opgevangen.
De graal is een legende. Het is onbekend of deze beker of schaal echt heeft bestaan. Sommigen zien dit als een synoniem voor de Hoorn van Overvloed. Maar in feite gaat het daar hier niet om. De Ridders van Arthur waren ‘op zoek’. Dit zoeken werd een queeste genoemd en staat symbool voor het zoeken tijdens de tocht van het leven en het Goede na te streven. Tot zo ver de literatuur en de Ridderromans… .
Ridders: stoere heren in harnas, al dan niet op een wit paard, die strijden voor het goede en om het hart van de schone jonkvrouw. Een beeld dat heden ten dage wel leeft, maar niet helemaal overeenkomt met de werkelijkheid uit het verleden…
De Ridderschap in de Nederlanden gedurende de late Middeleeuwen en het begin van de Nieuwe Tijd waren mensen van stand. Vechten deden de meesten van hen in die tijd al lang niet meer. Ze keken er zelfs op neer. Zij achtten zich meer bijzonder dan ‘de rest’ in de samenleving. Deze samenleving, op haar beurt, zag de personen van de Ridderschap als meer ‘verheven’ mensen. De samenleving in die dagen werd namelijk veel meer bepaald door de standen. Deze Ridderschap bestond vaak uit oude en aanzienlijke families met aanzien en macht. Zij streefden er naar om deugdzaam te leven of op zijn minst dat beeld in stand te houden naar de buitenwereld. Zij waren niet van adel. Dat is een ander begrip. Later, vanaf de regering van koning Willem I werden leden van de Ridderschap wel in de Adel opgenomen.
Radbodus Hermannus Schelius was zo’n man uit de Ridderschap. Hij is de man op het bijgevoegde portret en was geboren in 1622. Zoals de naam hier gesteld is, is dit op de manier zoals dit in het Latijn geschreven werd. Latijn was immers de taal van de wetenschap en de universiteiten. Radbodus was heer van Veenbrugge en Welberg. Zijn vader had ook een welklinkende naam: Zweder Schele tot Weleveld en Welberg en zat voor de Ridderschap in de Staten van de provincie Overijssel in 1619. Hij overleed toen zijn zoon Radbodus studeerde aan de hogeschool. Radbodus was een man van de wereld. Hij had als jonge man een Grand Tour gemaakt door Frankrijk en Italië om kennis op te doen omtrent kunst en cultuur. Hij moest echter op een gegeven moment naar huis op uitdrukkelijke wens van zijn moeder. Na thuiskomst kon hij in IJsselmuiden zijn opgedane kennis en vaardigheden goed gebruiken omdat hij daar drost was. Een drost was een bestuursambtenaar die een bepaald gebied bestuurde. Het was eigenlijk vaak een soort van erebaan waar je geen vieze handen van kreeg. Je hield namelijk genoeg tijd over voor liefhebberijen als muziek maken, schrijven en dichten.
Radbodus overleed aan koortsen op 16 juni 1662 en is in Borne begraven. Hij was nog geen 40 jaar oud.