Jacob Abraham Uitenhage de Mist (1749-1823)
De achttiende eeuw was een standenmaatschappij. Je was geboren in een bepaalde laag in de samenleving, een stand, en doorgaans bleef je je hele leven in die stand. Dit was, volgens de toen heersende opvattingen, door God gegeven.
De hogere standen hadden het voor het zeggen, zo ook in Kampen. Burgemeester Vestrinck was in deze achttiende eeuw een zeer aanzienlijk man. Zijn neefje, Jacob Abraham de Mist woonde bij hem in huis en zijn onderwijs werd door Vestrinck betaald. De burgemeester zou er voor zorgen dat Jacob ook op ‘het pluche’ zou komen te zitten. Daarvoor werd de jongen naar Leiden gestuurd om rechten te studeren.
Na de studie kwam Jacob terug in Kampen als derde secretaris van de stad. Dit is hij geweest van 1766 tot 1795. Daarnaast was hij ook nog advocaat. Tijdens de Bataafse Tijd, toen het Nederlands grondgebied onder Frans bestuur viel, was hij Patriot. Maar hij schroomde er niet voor om ook onder het bewind van Koning Willem I bestuursfuncties uit te oefenen. Zijn naam was toen al bij officieel decreet gewijzigd in Uitenhage de Mist. In 1813 was hij president van de provisionele Rekenkamer en van de Notabelenvergadering die over de ontwerp-Grondwet besliste. In 1820 werd hij door koning Willem I benoemd tot lid van de Eerste Kamer. In die functie adviseerde hij de koning.
Tijdens zijn studie in Leiden was Jacob Abraham de Mist lid van vrijmetselaarsloge La Vertu. Toen hij vanaf 1766 terug was in Kampen kwam hij erachter dat de vrijmetselaarsloge hier niet meer actief was. Daarom riep hij in 1770 een nieuwe vrijmetselaarsloge in het leven. Dit is loge Le Profond Silence, tegenwoordig gevestigd aan de Boven Nieuwstraat in Kampen. De naam duidt erop dat de leden van de loge in stilte bijeenkwamen omdat de vrijmetselarij in Kampen toentertijd niet algemeen werd geaccepteerd.